Basisschool

De felle zon brandt op mijn huid en mijn ogen tranen van het felle licht dat wordt gereflecteerd door het zand. Ik verwacht dat ik vanavond weer mijn zwarte nikes kan gaan uitkloppen en mijn neusgaten kan ontdoen van bruine stofresten. Ik bevind me achter een basisschool, op een stoffig veldje dat hier trots een sportveldje wordt genoemd. Af en toe steekt er een sprietje gras omhoog tussen de stukken glas en afval. Samen met mijn collega sta ik naar een rugbytraining te kijken. Ze zijn rond de twaalf jaar en lopen in sportkleding, op blote voeten, maar ook sommigen nog in uniform met zwarte schoenen. Ik had een zonnebril mee moeten nemen. Door het felle zonlicht kan ik het veld niet meer opkijken. Mijn gedachten dwalen af van de training en ik werp mijn blik op de kleine zwarte kindjes die verschijnen langs het veld. Ze zijn klaar met school en op zoek naar vermaak. Allemaal netjes gekleed in uniform met een grote schooltas op hun rug. Het dikke kroezige haar los als een bol op het hoofd of knap ingevlochten met een paar vlechten. Ze spelen wat en imiteren de opwarm oefeningen van de rugby training. Het is schattig om te zien, maar ook zo dubbel. Gevangen in de buitenwijken van Kaapstad, geen plek om vrij te spelen. En niet-wetende wat voor mooie werelden er achter de muren verschuilen. Voorzichtig blijf ik naar ze kijken, me schuldig voelend dat ik ze sta te observeren. Ze zijn ook nieuwsgierig naar mij. Zodra ze naar mij kijken glimlach ik naar ze, maar ze reageren niet terug. Ik weet niet hoe ik ze een goed gevoel kan geven. Ik ga maar weer naar de training kijken.

Een jonge vrouw komt bij ons staan, zij is een bekende van mijn collega en lerares hier op school. Ze stelt zich aan mij voor: Dawn. Mooie naam, denk ik. Opeens zegt ze: kom ik laat je mijn klas zien. En daar loop ik, haar achterna over het zand tussen de gebouwen door naar de juiste deur. Voorzichtig stap ik naar binnen, niet-wetende wat ik kan verwachten. Heel de klas zit vol met zwarte kindjes. Ze zijn bezig met het knutselen aan hun collage. “Kijk”, zegt ze, en ze laat er een zien, “die maken we van alle spullen buiten.” Buiten waait het afval in kringen omhoog. Zakjes chips, snoep, en andere verfrommelde papiertjes. Ze maant de klas tot orde en zegt dat iedereen moet gaan zitten. Braaf luisteren ze en raakt het gekwebbel en geschreeuw stil. Ze gaan zitten op hun houten banken aan hun houten tafel. Wel honderd witte ogen staren mij aan. “Dit is Annet, ze komt uit Nederland”, zegt ze. “Zeg maar good afternoon Annet.” En heel de klas in koor geeft meteen zingend gehoor: “good afternoon Annet.” Het overvalt me. Ik weet niet goed waar ik moet kijken. Ik groet vriendelijk terug naar ze maar voel mij niet echt op mijn gemak. “She is going to tell something about Holland”, zegt ze. Ik raak lichtelijk in paniek als ik de rijkdom van Nederland in flitsen voor mijn ogen zie verschijnen, wat moet ik vertellen? Ik begin over dat ik uit Nederland kom en Nederlands spreek, dat het bijna hetzelfde is als Afrikaans. Ik vraag ze waar Nederland op de kaart ligt. Een paar kinderen schieten gelijk omhoog van hun banken en buigen zich naar de grote wereldkaart achter in de klas. De lerares gaat bij ze staan en kijkt mee: “it is between Germany and Poland right?” “No”, zeg ik, “it is to the left of Germany, next to the sea.” De kinderen zijn enthousiast en kijken me aan met vragende en afwachtende ogen. Ik vertel nog wat dingetjes over Nederland. Over het weer, dat het een aantal weken geleden overdag -7 was. Monden vallen open, ongelofelijk vinden ze het. “I went ice skating”, zeg ik, maar vraag me later af of ze dat wel kennen.

Dan mogen de kinderen vragen stellen. Gelijk vingers in de lucht, ze willen van alles weten en zijn super nieuwsgierig. “Wat voor auto’s hebben jullie in Nederland? Hebben jullie een prins en prinses?” Ik word onderworpen aan een vragenvuur. “Hoe is het om te vliegen?” Ik zeg dat het net zoiets is als in een bus zitten, alleen dan hoog in de lucht. Onder je zie je allemaal wolken, en overal om je heen schijnt de zon. Ik zie wauw’s, ze vinden het mooi. Dan vraagt een meisje: “is jouw huis groter dan de mijne?” Ik klap dicht, ik weet niet wat ik moet zeggen. Ja zeg ik, met grote twijfel, de lerares staat me bij en zegt: “yes I think her house is bigger than ours.” Later wordt er nog onderling overlegd en gevraagd of ik dan in een mansion woon. Nee zeg ik, ik woon gewoon in een huis en lach erbij. Dat was moeilijk, als ik mijn huis voor me zie met de grote weelderige tuin. Dan vraagt een meisje: “are you happy?” Weer schieten er gedachten door mijn hoofd. Ja ik ben gelukkig, denk ik, maar hier zijn ze dat niet, of wel? Ik twijfel. Toch zeg ik het, op een bescheiden manier, “yes I’m happy”. Hier denk ik later nog over na. Confronterend om zo voor de klas te staan met mijn Nike schoenen aan en een tas op mijn rug met een zware laptop en een gevulde portemonnee. En toch proberen hun een goed gevoel te geven. De vragen blijven maar komen, ze zijn zo enthousiast. Het maakt mij ook blij. De lerares maakt een einde aan het chaotische vragenrondje want de schooldag zit er al een tijdje op. Ik loop naar buiten onder een luid geroep van “byeee!” Ik zwaai hard terug met een grote lach op mijn gezicht, wat hebben zij een plezier.

Ik loop weer op het zand en draai mij om. Een groepje kinderen is mij gevolgd. Ze hangen over elkaar heen uit de deur en vragen mij nog van alles. Alles willen ze weten, waardoor ze alle vragen door elkaar heen roepen. Of ik naar hun sportdag kom volgende week donderdag. Ik zeg dat ik dat heel graag wil. En dat wil ik ook. Het lijkt me geweldig, wat een energie geven zij mij. Natuurlijk wil ik daar bij zijn. De lerares probeert ze weer terug aan hun tafel te krijgen, en ik zeg dat ze maar naar binnen moeten gaan. Ik zwaai nog en loop verder, terug naar mijn collega bij het sportveldje. Ik ben stil. Onder de indruk. Als mijn collega vraagt hoe het was weet ik niet wat ik erover moet zeggen. Ik denk dat mijn gezicht boekdelen spreekt, het was overweldigend. Inmiddels is de schooldag nu echt voorbij en stromen alle kinderen naar buiten. Ik kijk nog om, en zie drie jochies hard zwaaien naar mij. Ik zwaai enthousiast terug met een brede lach op mijn gezicht. Ik voel een rijkdom van geluk. Ze hebben mijn hart gestolen. Volgende week ga ik terug, dan kan ik ze nog meer vertellen.

Cape Town, South Africa, 2012.

Geef een reactie